De ‘Grote Financiële Crisis’ van 2008 was een voorbeeld hoe verschillende (maar niet alle) banken wereldwijd gered werden van de ondergang.
Met behulp van het geld van de belastingbetaler en uit-het-niets-gecreëerd nieuw geld (ca. 1,5t $USD in de periode na 2008 GFC) zijn de banken in leven gehouden.
De belastingbetaler draait er in de eerste instantie voor op, maar door de inflatiegolf veroorzaakt door het nieuw gecreëerde geld zijn de spaarders er vervolgens ook voor opgedraaid.
(Inflatie door creatie van nieuwe geldeenheden heeft een vertragingstijd van ca. 1 tot 1,5 jaar voordat het in de economie zichtbaar is)
